2653 | man | 43 jaar | 20-02-2019

Nummer

2653

Geïndexeerd bedrag

€ 229.776,-

Oorspronkelijk toegewezen bedrag

€ 200.000,-

Toen hij op zijn racefiets reed, is hij frontaal aangereden door een motorrijder die een onverstandige inhaalmanoeuvre uitvoerde. Hierbij heeft hij ernstig letsel opgelopen, te weten: ernstig hoofd- en hersenletsel, comateuze toestand, fracturen van meerdere nek- en rugwervels, longkneuzing rechts, 2 klaplongen, splinters in de wervelkolom en 11 gebroken ribben. Naast ernstig neurotrauma is een volledige thoracale dwarslaesie ontstaan met afwezig zijn van beweeglijkheid van de benen, en volledige incontinentie van de mictie en defecatie. Aan zijn armen zijn spastische pareses ontstaan, en aan de elleboog een beperkte beweeglijkheid. 5 weken op de IC, waarvan 2 weken in coma. Daarna enkele maanden ziekenhuisopname, vervolgens naar een verpleeginstelling. Op dat moment verkeerde hij in een minimale bewustheidstoestand. 9 maanden na het ongeval is hij overleden als gevolg van opgetreden complicaties. In die periode heeft hij te maken gehad met blijvende beperkingen en blijvend functieverlies, en heeft hij meerdere medische behandelingen moeten ondergaan, waaronder het operatief vastzetten van zijn rugwervels en een tracheotomie. Hij heeft (veel) pijn gehad en is angstig geweest. Doordat hij niet of minimaal met zijn omgeving kon communiceren, zat hij als het ware in zijn eigen lichaam gevangen. Als gevolg van zijn bewustzijnstoestand in samenhang met (of als gevolg van) het door hem ondervonden hersenletsel was de communicatie met hem ernstig verstoord en maar zeer beperkt mogelijk. Aangenomen wordt dat hij zich ervan bewust is geweest dat hij geen bijdrage (meer) kon leveren aan de opvoeding van zijn kinderen en dat hij zijn kinderen niet kon zien opgroeien. Op relatief jonge leeftijd is hem een groot aantal huwelijks- en levensjaren ontnomen. De ernst van het letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen hebben bij hem geleid tot een vrijwel volledige derving van zijn levensvreugde. Bij de toekenning van het smartengeld heeft de Rb. acht geslagen op het vorenstaande en daarbij overwogen dat, hoewel het smartengeldniveau in andere landen (VK en Duitsland) niet vergelijkbaar is met Nederland, zij wel steun vindt voor het oordeel dat in deze casus een substantieel smartengeldbedrag gerechtvaardigd is. 
(het bedrag wordt uitgekeerd aan zijn weduwe, waarbij geldt dat het niet betrokken dient te worden in de bepaling van de uit art. 6:108 lid 1 BW voortvloeiende overlijdensschade)